15 september 2014
Hoe jonger de zanger, hoe zwaarder de thema’s. Terwijl de oude garde grossiert in levenslustig jolijt, wordt er bij de jonkies nog behoorlijk in het bier gejankt. Melancholie geeft de muze vleugels. De vrouw blijft een pijn die nooit verdwijnt en eenzaamheid blijkt een nimmer opdrogende bron van inspiratie. Jong geleerd lijkt oud afgeleerd, zo kan men concluderen na een middagje en avond TakeRoot.
De geest van Hank Williams, George Jones en, niet te vergeten, Townes Van Zandt waarde rond op het Americana-festival afgelopen zaterdag in de Groningse Oosterpoort. Past, present and upcoming acts zijn geprogrammeerd, maar het zijn de jonge honden die veruit de meeste indruk maken en hun vaak loodzware thematiek lichtvoetig weten te vertalen naar het hier en nu. Een louterende ervaring. Je gaat opgeruimd huiswaarts na zoveel hartverscheurende loneliness, despair and hopelessness.
Americana doet het goed in Nederland. TakeRoot geeft een aardige indruk van de diversiteit aan stijlen in het genre. Het betreft – even generaliserend – veelal luisterliedjes van, voor en over de blanke Amerikaanse lower middle class, telkens balancerend op het breukvlak van liefde, leven, wanhoop en lust. Vaak klein en ingetogen, dan weer snerpend hard met een hoofdrol voor whiskey, vrouwen en grootse eenzaamheid. Eén ding is zeker: rootsmuziek is springlevend. Opvallend is dat het publiek overwegend ouder lijkt dan de artiesten.
Voor Joan Baez geldt dit duidelijk niet, zij het dat ze met haar 73 jaar in ieder geval buitengewoon goed geconserveerd oogt. De grand dame van de Amerikaanse folk doet tijdens haar optreden in de uitpuilende grote zaal een dansje, roept op tot wereldvrede en zet Imagine van John Lennon in als probaat middel tot volksverheffing. Historisch significant, zeker weten. Monumentaal passé, dat helaas ook. Haar stem wordt allengs ijler in het hoge register en – met alle respect – het Pete Seeger-achtige meezinggehalte heeft iets folkloristisch, om niet te zeggen lulligs.
Countrymuziek en landerigheid gaan vaak hand in hand. De Canadees Daniel Romano (1985) grijpt graag en veelvuldig terug op de hard sentimentele ballades van met name George Jones. Aanstekelijke tear jerkers gezongen met de klassieke twang. Zijn band oogt met twee hippiemeisjes op piano, gitaar, viool en accordeon al even retro als de klank van de muziek. Na een goed half uur bekruipt je toch onwillekeurig het gevoel naar een clichématige Grand Ole Opry-show te kijken.
Wat waren de hoogtepunten dan? Voor wie hem toevallig nog niet kende, was John Fullbright (1988) uit Oklahoma de ware revelatie. Alles wat deze muziek bijzonder maakt – de beeldende vertelkracht, het stuwende en melodische gitaarspel en het karakteristieke stemgeluid – is samengebald aanwezig bij de kleine singer-songwriter. Een oudverstand met een al even oude ziel in een jong lichaam. Fullbright bezit zelfspot en vraagt zich af waarom hij zoveel droevige liedjes maakt terwijl hij in wezen toch gelukkig is. Inderdaad: What’s so bad about being happy. Er is droefgeestigheid, doch er vallen nimmer gemakkelijke snikken. Ook zijn eerbetoon aan Townes van Zandt is ronduit indrukwekkend en gezeten achter de elektrische piano klinkt hij als een virtuoos spelende Randy Newman. De toekomst van de Americana zou wel eens zwaar op zijn talent kunnen rusten. Een fakkeldrager.
Een andere, zij het iets minder overrompelende ervaring betreft het vroege optreden van Israel Nash (1981). Enkel begeleid door een steelgitarist en een drummer weet de woest bebaarde en langharige rootsrocker de grote zaal mee te voeren naar de uithoeken van New York en Austin, Texas. Hij oogt in zichzelf gekeerd, maar legt toch contact met het publiek. Hij blijft moeiteloos overeind.
Robert Ellis (1989) mag de avond in stijl afsluiten. De Nashville based Texan staat er in zijn eentje. Middels virtuoos gitaar-en pianospel en een typisch nasale countrystem weet hij op eigengereide wijze verschillende stijlen, waaronder bluegrass en jazz, te combineren. Doc Watson is even aanwezig als Paul Simon of Tom Waits. Ellis biedt de luisteraar niet minder dan een universum. Een universum dat, net als het complete programma van TakeRoot geworteld is in Noord-Amerika, maar zijn takken en bladerpracht uitspreidt over de hele wereld. Het raakt het hart in al zijn miserabele zwartgalligheid of euforische gelukzaligheid.