Interviews • Literatuur

Toen de muziek stopte, stroomden de woorden

Tijdens de eerste lockdown begon pianist Camiel Boomsma zijn muzikale ideeën op papier te zetten. In Brieven aan de meesters gaat hij in dialoog met zijn muzikale helden. LUDO DIELS sprak met hem. ‘Ik had weinig met Ravel. Door het schrijven ben ik ontvankelijker geworden voor zijn muziek.’

De ware expressie van muziek is de muziek zelf, schijft Camiel Boomsma in het voorwoord van zijn Brieven aan de meesters, waarin hij een diepe buiging maakt voor de componisten die hij als pianist met een romantisch repertoire zo bewondert. Onomwonden geeft hij aan in welke passages zijn tranen opwellen, en wanneer hij door de klanken nieuwe meesterwerken ziet opdoemen. Als geen andere kunstvorm kan muziek beelden en kleuren oproepen.

In de epistolaire vorm die hij voor zijn boek heeft gekozen, komen Boomsma’s persoonlijke ontboezemingen over zijn muzikale helden goed tot hun recht. Behalve usual suspects als Schubert, Liszt, Chopin en Wagner bevat Brieven aan de meesters ook een paar verrassingen, zoals de componist Gerhard Hamm (1835-1940) en diens zoon Karel (1876-1934), en de Amerikaanse pianiste en componiste Amy Beach (1867-1944), een van de eerste vrouwen die furore maakte in ook deze door mannen gedomineerde wereld, maar van wie we nog maar weinig horen.

Schrijven over muziek, immers een vluchtige kunstvorm waarvan de klanken wegsterven en in het beste geval een herinnering worden, is een hachelijke zaak. Muziek is de kunst van de vergankelijkheid, ze bestaat enkel in de uitvoering.

Camiel Boomsma: ‘Muziek onttrekt zich aan woorden.’ Foto: Hans van der Woerd

Boomsma bejegent de grote meesters respectvol én luchthartig. ‘Het schrijven ging me soepel af’, zegt hij desgevraagd. ‘Aan het begin van de eerste lockdown ben ik begonnen. Ik zocht rust, ruimte en regelmaat. Daar ben ik voor naar Friesland gegaan, nagenoeg aan de Wadden. Die stilte blijkt heilzaam, ze geeft de gedachten ruimte. Maar soms heb ik ook de muziek opgezet van de componist waar ik net over schreef. Toen de muziek stopte, stroomden de woorden; het was alsof er een nieuwe bron openging. Al kun je, in zekere zin, het schrijven over muziek niet rationeel sturen. Muziek onttrekt zich aan woorden terwijl, om te kunnen schrijven, de woordenstroom juist op gang moet komen – dat lukt niet altijd. Soms komen de woorden niet.’

Bij de ene componist, zo merkte Boomsma tijdens het schrijven, stroomden de zinnen makkelijker dan bij de andere. ‘Bij Debussy, Bruckner en Wagner ging het vanzelf, die zitten in mijn systeem. Voor iemand als Ravel moest ik meer moeite doen. In eerste instantie had ik weinig met hem; door het schrijven is dat veranderd, ben ik ontvankelijker geworden voor zijn muziek. Schrijvend leer je, en groei je.’

Het schrijven werd voor hem een onderzoek, een verkenning van de stroom zonder te weten waar je aanspoelt. Door zijn onderzoek leerde Boomsma de mens achter de componist kennen. ‘Neem Berlioz. Wispelturig als hij was kon hij zich nauwelijks onder controle houden. Tussen het dagelijks bestaan en de kunst was bij hem geen scheidslijn. Berlioz werd gemakkelijk verliefd. Dat zorgde niet zelden voor gecompliceerde situaties in zijn leven. Dat hoor je terug in zijn warmbloedige, theatrale muziek’.

Muziek als verfraaiing, ontspanning of vertroosting is volgens de Pools-Belgische filosofe Alicja Gescinska maar één kant van het verhaal. Volgens haar maakt muziek ons tot betere mensen, tot Mensch in plaats van mens. De inzet van Boomsma als muzikant verraadt eenzelfde taxatie’. ‘Ontroering is de gouden norm. Ik zoek naar een directe verbinding tussen mij en het stuk dat ik speel. Het is de kunst om je daarbij volledig open te stellen, ontvankelijk te zijn voor de gevoelens die de muziek in zich bergt. Dat lukt je alleen wanneer je terug kunt vallen op de techniek. De absolute voorwaarde is dat je het instrument beheerst. Pas als ik me kan openstellen, voelt het spelen als een ontspanning; dan heb ik toegang tot de kern, tot de bron.’

Ravel

Buiten de klank en expressie speelt ook een notie van bescheidenheid mee, zegt Boomsma. ‘Met bescheidenheid bedoel ik de mate van ontvankelijkheid. Mooi voorbeeld is Reinbert de Leeuw en zijn geweldige Satie-vertolkingen. Het klinkt op het eerste gehoor eenvoudig en bescheiden, maar dat is schijn. Achter dat spel gaat een klankwereld schuil die in een lang mensenleven is ontstaan.’

Om niet te vervallen in een zekere eenvormigheid door voortdurend met hetzelfde repertoire op pad te gaan, is Boomsma op zoek naar contemporaine componisten. Zo speelt hij regelmatig werk van Joey Roukens (1982), een van ’s lands veelgevraagde componisten. Roukens staat bekend om zijn pakkende melodieën waarbij hij vaak stijlelementen uit diverse genres integreert. Zijn composities, die ook vertolkt worden door de New York Philharmonic en het Concertgebouworkest, zijn toegankelijk en ontberen het cerebrale of complexe karakter dat veel hedendaagse klassieke muziek aankleeft. Boomsma heeft er, naar eigen zeggen, binding mee. ‘Heel wat namen van hedendaagse klassieke musici staan dicht bij me.’ Opvallend genoeg ontbreken die moderne meesters in zijn boek. ‘Voor Brieven aan de meesters heb ik gekozen voor ‘de groten’, mijn favorieten uit de bekende canon. Ik denk er wel over na om een deel twee te maken. Dan komen eigentijdse componisten wel aan bod.’

Na een optreden kwam Boomsma in aanraking met een nazaat van Bernhard en Karel Hamm. ‘Als Nederlandse componisten, ze woonden in Venlo, genoten ze enige populariteit in het buitenland; op Duitse en Italiaanse toplabels zijn composities van hen te vinden. Het is mooie, aan Robert Schumann schatplichtige muziek. Dan merk je dat Nederland toch de culturele trots ontbeert die Duitsland bijvoorbeeld wel kenmerkt. Ik speel dat werk graag en heb er een album van opgenomen.’

‘Ik zoek graag naar het nieuwe, en wil het oude verrijken met nieuwe manieren van interpretatie. Dat houdt het spannend, we gaan dan ook niet allemaal hetzelfde zitten doen. Omdat ik zo van onderzoek houd, geloof ik dat ik in mijn wezen een pianist ben die zijn vak benadert als een kunstenaar. Al schrijvend begon ik tot dat inzicht te komen.’

Camiel Boomsma, Brieven aan de meesters. Utrecht, Uitgeverij IJzer, 2021. Ook als podcast beschikbaar.

Dit artikel is verschenen in ZOUT Magazine

Meer artikelen